De stad en onze dorpen veranderen, de samenleving verandert en het onderwijs verandert. Verandering veroorzaakt ook dat we op een andere manier naar onderwijshuisvesting kijken. Van sober en doelmatig, klassikaal en enkelvoudig gebruik, naar geschikt en ondersteunend aan het onderwijs, een goed binnenklimaat, faciliterend in doorgaande lijnen, het tegengaan van kansenongelijkheid en zo duurzaam mogelijk.
Er is een mismatch tussen vraag en aanbod en het gebouwenbestand voldoet in meerdere opzichten niet aan deze toegenomen eisen. Er moeten grote stappen gezet worden en tempo gemaakt worden om hoge ambities te halen. Het gaat niet alleen om onderwijskundige ambities, maar juist ook duurzaamheidsambities en de wens om maatschappelijk vastgoed efficiënter in te zetten. Het probleem wordt, naarmate er geen tempo wordt gemaakt, steeds groter.
Er is sprake van een oude gebouwenvoorraad en weinig financiële middelen. De normvergoeding zoals berekend voor de realisatie van onderwijshuisvesting is al een tijd aan de lage kant en ook de (voormalige) mi-vergoeding van scholen lijkt passend voor een spiksplinternieuw gebouw, maar levert voor oudere gebouwen tekorten op. Daarnaast zijn beide budgetten niet geoormerkt, waardoor huisvesting niet altijd (financiële) prioriteit krijgt. De stijgende gasprijzen en hoge energielasten van de afgelopen jaren zorgen bij meerdere scholen in Deventer voor forse rekeningen. Verduurzamen wordt steeds rendabeler, maar verduurzaming van een gebouw pak je bij voorkeur groot en integraal aan (bijvoorbeeld in combinatie met een grootschalige renovatie).
Planvorming vindt in Deventer om de 4 tot 6 jaar plaats met een IHP (Integraal HuisvestingsPlan), en waar mogelijk wordt jaarlijks bijgestuurd en aangevuld met het programma/overzicht. Er is geen doorkijk naar de toekomst, iets wat met gebouwbeheer noodzakelijk is. Wij hebben de ambitie om te komen tot een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs voor primair- en voortgezet onderwijs dat door zowel schoolbesturen als gemeente gezien wordt als leidend in de manier waarop wij samen onze taken op het gebied van onderwijshuisvesting vormgeven. Het Integraal Huisvestingsplan heeft als startpunt een inhoudelijke visie die onderliggend is aan de huisvestingsverantwoordelijkheden.
In het kader van de IHP-ontwikkeling worden 3 scenario's op hoofdlijnen financieel vertaald. Het gaat hierbij om de volgende drie scenario's:
1. Losse actie: Alle scholen een Frisse school
Voor dit scenario worden de volgende aannames gedaan:
- Een Frisse School wordt in de raming gedefinieerd als een school met goede ventilatie en indien nodig een koelsysteem. Dit is een ‘minimale’ variant ten opzichte van aanvullende eisen die voort kunnen komen uit het PvE Frisse Scholen (waarbij bijvoorbeeld ook wordt gekeken naar daglichttoetreding);
- Het bedrag is inclusief begeleidingskosten en btw en geraamd op hoofdlijnen op basis van het type gebouw en de kennis over het gebouw als gevolg van de gebouwenschouw uit het najaar van 2022. Hierbij wordt gerekend met het wel/niet aanwezig zijn van een systeem en de leeftijd van een systeem (ouder 10 jaar leidt bijvoorbeeld tot revisie). Mogelijk voldoen bestaande aanwezige ventilatiesystemen niet aan de eisen, op dit detailniveau is aanvullend onderzoek nodig;
- De financiële vertaling is alleen voor het plaatsen/verbeteren van ventilatie en koeling, er zijn geen kosten geraamd voor het toenemende elektraverbruik en daarmee hogere exploitatiekosten.
Voordelen | Nadelen |
---|---|
|
|
| |
| |
| |
| |
Financiële vertaling | Eenmalig €7.000.000 |
2. De huidige huisvestingssituatie over een periode van 30 jaar vernieuwen, investering voor de komende 20 jaar
Voor dit scenario worden de volgende aannames gedaan:
- Het huisvestingsbestand wordt geleidelijk aan vernieuwd. Het aantal vierkante meters blijft gelijk;
- Er is sprake van (een deel) versnelde afschrijving in de eerste jaren. Dit betekent meer desinvestering. Daarnaast zijn er meer renovatiekosten. In scenario 2 moeten meer losse gebouwen tussentijds gerenoveerd worden. Dit zijn relatief dure vierkante meters, omdat ze in een korte periode worden afgeschreven en wel fors zijn;
- Doorrekening voor onderwijshuisvesting en de huisvesting van bewegingsonderwijs is meegenomen;
- De variant ‘A’ is sober en doelmatig, de variant ‘B’is energieneutraal, duurzaam. Aanname is dat er in een energieneutrale/duurzame variant in het begin meer geïnvesteerd wordt, wat terug te zien is bij de onderhoudslasten en exploitatielasten. De investering in duurzaamheid kan gedeeltelijk terugverdiend worden;
- We gaan uit van de ‘Total Cost of Ownership', waarbij zowel initiële investering als exploitatie/onderhoudslasten zijn berekend over een periode van 40 jaar. Rond 20 jaar vindt er een grote renovatie plaats. De kosten van een gebouw horen bij zowel schoolbesturen als gemeente. Er is een fictief onderscheid gemaakt om de verdeling in beeld te brengen.
Voordelen | Nadelen |
---|---|
|
|
|
|
Financiële vertaling
Een totale investering van 30 jaar van (A): €400.000.000 of (B): €500.000.000
Gemiddelde kosten | A | B | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Jaar | Totaal | Gemeente | Schoolbestuur | Totaal | Gemeente | Schoolbestuur |
5 jaar | €16.600.000 | €10.800.000 | €5.800.000 | €17.800.000 | €12.000.000 | €5.700.000 |
10 jaar | €17.500.000 | €11.400.000 | €6.100.000 | €18.800.000 | €12.900.000 | €5.900.000 |
30 jaar | €19.700.000 | €12.400.000 | €7.300.000 | €21.500.000 | €13.700.000 | €7.200.000 |
3. Versnellen en comprimeren onderwijshuisvesting: duurzame en gestandaardiseerde onderwijshuisvesting vanuit Total Cost of Ownership gedachte, investering over 20 jaar
Voor dit scenario worden de volgende aannames gedaan:
- In snel tempo worden meer vierkante meters vernieuwd. Er worden minder vierkante meters gebouwd en wat wordt gebouwd is efficiënter. Daarbij andere (inhoudelijke) schaalvoordelen. Een aantal (kleinere) locaties voor onderwijs worden afgestoten.
- Er is nog niet gerekend met kostenbesparingen vanwege bijvoorbeeld standaardisatie in het ontwerp/bouw/onderhoudsproces. Bouwkosten/stichtingskosten gaan omlaag door bijvoorbeeld 1 type installatie te gebruiken, samen te werken in (meerjaren)onderhoud, meer scholen gelijktijdig aan te besteden etc.
- Doorrekening voor onderwijshuisvesting en de huisvesting van bewegingsonderwijs is meegenomen.
- De variant ‘A’ is sober en doelmatig, de variant ‘B’is energieneutraal, duurzaam. Aanname is dat er in een energieneutrale/duurzame variant in het begin meer geïnvesteerd wordt, wat terug te zien is bij de onderhoudslasten en exploitatielasten. De investering in duurzaamheid kan gedeeltelijk terugverdiend worden.
- We gaan uit van de ‘Total Cost of Ownership', waarbij zowel initiële investering als exploitatie/onderhoudslasten zijn berekend over een periode van 40 jaar. Rond 20 jaar vindt er een grote renovatie plaats. De kosten van een gebouw horen bij zowel schoolbesturen als gemeente. Er is een fictief onderscheid gemaakt om de verdeling in beeld te brengen
Voordelen | Nadelen |
---|---|
|
|
|
|
Financiële vertaling
Een totale investering van 30 jaar van (A): €400.000.000 of (B): €500.000.000
Gemiddelde kosten | A | B | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Jaar | Totaal | Gemeente | Schoolbestuur | Totaal | Gemeente | Schoolbestuur |
5 jaar | €12.100.000 | €8.500.000 | €5.500.000 | €12.100.000 | €8.500.000 | €5.500.000 |
10 jaar | €13.900.000 | €9.700.000 | €5.500.000 | €13.900.000 | €9.700.000 | €5.500.000 |
30 jaar | €16.800.000 | €10.300.000 | €6.500.000 | €16.800.000 | €10.300.000 | €6.500.000 |